Miguel Hernández, dichter van de gewone mensen


Miguel Hernández (Orihuela, 1910-Alicante, 1942) groeide op in een nederige familie, die leefde van de veeteelt. Al jong was hij geitenherder. Na zijn schooltijd moest hij van zijn vader zich hier volledig aan wijden.

Hij kwam echter in Orihuela in contact met Luis Almarcha, die hem deed kennis maken met het werk van o.a. >>San Juan de la Cruz (Johannes van het Kruis) en Virgilius. Vanaf dat moment begon hij de openbare bibliotheek te frequenteren. Hij was daarom als schrijver-dichter volledig autodidact. Zijn poëzie werd beïnvloed door Luis de Góngora, Garcilaso de la Vega, Rubén Darío en Antonio Machado.

Tijdens een reis naar Madrid, als jongen, leerde hij de chileense dichter Pablo Neruda kennen. Door hem kwam hij in contact met het marxisme. Na de politieke overwinning van het Volksfront (Frente Popular) begon hij deel te nemen aan een campagne ter verspreiding van een nieuwe Spaanse cultuur. Toen echter de Spaanse Burgeroorlog uitbrak, werd hij gedwongen om aan republikeinse zijde te vechten voor de vrijheid.

In 1929 had hij het toneelstuk Quién te ha visto y quién te ve y sombra de lo que eras geschreven en in 1933 zijn eerste bundel Perito de lunas uitgegeven. Hij schreef in de daarop volgende jaren ook gedichten en toneelstukken, die pas na zijn dood zouden worden uitgegeven.

Zijn werk heeft door zijn afkomst en zijn ervaringen een duidelijk sociaal karakter. Toen in 1939 Franco de oorlog beëindigd verklaarde, had hij juist in Valencia El hombre acecha uitgegeven. Nog voordat de bundel ingenaaid was, werd het door een fraquistische commissie verboden en in beslag genomen. Hernández werd na een korte vlucht gearresteerd door de politie van Salazar en aan de Guardia Civil overgedragen. In 1940 werd de dichter door een rechtbank ter dood veroordeeld. Later werd deze straf veranderd in een levenslange gevangennisstraf. Maar als gevolg van de slechte hygiënische omstandigheden in de gevangenis liep hij daar tuberculose op. Daaraan zou hij op 28 maart 1942 overlijden.

Er wordt verteld dat hij zoveel zin had om te leven dat men na zijn dood zijn ogen maar met moeite kon sluiten. Hierover schreef Vicente Aleixandre, met wie hij bevriend was, een gedicht in zijn bundel En la muerte de Miguel Hernández (1948).

Na de dood van Hernández is veel van zijn werk in het buitenland (Argentinië) uitgegeven. Van El hombre acecha werden overigens twee exemplaren gered, waardoor de bundel in 1981 uiteindelijk toch kon worden uitgegeven.

El último y el primero:


La cebolla es escarcha
cerrada y pobre.
Escarcha de tus días
y de mis noches.
Hambre y cebolla,
hielo negro y escarcha
grande y redonda.

En la cuna del hambre
mi niño estaba.
Con sangre de cebolla
se amamantaba.
Pero tu sangre,
escarchada de azúcar,
cebolla y hambre.

(De ui is ijzel
arm en gesloten.
IJzel van jouw dagen
en mijn nachten.
Honger en ui,
zwart ijs en ijzel
groot en rond.

In de wieg van de honger
lag het kind,
gevoed met
bloed van ui.
Maar jouw bloed,
bevroren met suiker,
honger en ui.)


(Fragment uit: La nana de las cebollas ('Het kinderliedje van de uien');
vertaling: T. Witmaar)

>>Meer informatie over de dichter.